Tagarchief: ergernis

Alle vijf op een rijtje

Geplaatst op

José Luis Rodríguez - Oruga de PlumasSommige menselijke verschijnselen begrijp ik niet helemaal. Je ziet het overal, letterlijk over de hele wereld. En soms heeft het iets met cultuur te maken.

Goed, laat ik bij het begin beginnen.

In Groot-Brittannië bijvoorbeeld, maar ook in Japan, staan mensen bij de bus altijd netjes in een rij te wachten. Wie het eerst komt, die het eerst maalt. Eigenlijk heel eerlijk. Heb je je gehaast om op tijd te zijn? Dan mag jij vooraan. Te lang in je nest blijven liggen? Sluit maar achteraan.

Daar mag het Nederlandse ellebogenwerk wel wat van leren. Hier krijgt iedereen aangekomen bij het station, ruim op tijd of bijna te laat, bij het arriveren van het desbetreffende vervoermiddel opnieuw de kans om eerste te zijn. En dat willen we gek genoeg allemaal.

Tot zover het culturele aspect.

Echter, wat ik maar niet kan begrijpen is een universeel verschijnsel.

Het vindt plaats op het vliegveld. We hebben allemaal ingecheckt, op tijd of op het nippertje, en zitten te wachten om aan boord te gaan. Iedereen is weer gelijk, niemand is de eerste of de laatste.

Dan wordt omgeroepen dat we aan boord kunnen. De eerste vijf mensen die in de rij gaan staan, snap ik nog wel. Die kunnen vrij snel doorlopen richting vliegtuig.  Maar waarom gaan er dan meteen nog 46 andere mensen ook in de rij staan? Je bent toch zeker van een plekje? Dat staat op je ticket.

Wil je het liefst zo snel mogelijk in die net iets te krappe stoel zitten? Waarna je nog een half uur bovenop je reistijd mag toekijken hoe de andere passagiers hun plek zoeken.

Tenzij je bij een prijsvechter aan boord gaat. Dan zijn er vaak geen vaste zitplaatsen en is het ieder voor zich. Maar die vluchten zijn dan weer meestal van korte duur. En dan is het niet zo’n enorme ramp dat je anderhalf uur even niet naast je medereiziger zit. Ook wel fijn als je net een stressvolle rit richting vliegveld hebt gehad (want te laat vertrokken) en een ietwat geïrriteerde zoektocht naar de dichtstbijzijnde parkeerplek (want vergeten op te zoeken) en een al evenmin gezellige wachttijd bij de gate (want vieze koffie).

Het toppunt van onbegrijpelijk menselijk gedrag vind ik de rij die ontstaat als het vliegtuig geland is, maar de deuren nog niet open zijn.

Zodra het lampje van de fasten seatbelts uit is en gevolgd wordt door het klikken van die desbetreffende seatbelts, staan mensen op. Tas wordt uit het bagagerek gewurmd – “Oeps, sorry, was dat uw hoofd?” – en daar sta je dan. Het mooiste zijn nog de mensen die aan het raampje zitten en al opstaan. Met als gevolg dat ze vijf minuten in een hoek van 90 graden voorover staan te wachten.

Of hun hoofd stoten. Dat is dan wel weer een beetje grappig.

Zoals verwacht gaat alles anders

Geplaatst op

John LennonLief moppert. “Waarom gaat nou nooit iets zoals gepland?”

Ik snap zijn frustratie. Als twee neurotische planners kunnen we ons soms wel eens ergeren aan het feit dat de werkelijkheid weerbarstiger is. Net als de tijd, de flexibiliteit van anderen en het weer.

In bepaalde organisaties is het na wekenlang voorbereiden gebruikelijk om bij het van start gaan van het daadwerkelijke plan te beginnen met “Vergeet alles van voor ‘goedemorgen’.” Het duurde bij mij ook even, maar ik begin het langzaam te begrijpen.

En natuurlijk is de vraag: “Wat is er zo erg aan dat plannen niet altijd gaan zoals gedacht?” volledig terecht. Het antwoord (“Niks”) eveneens.

En toch is het irritant.

Je houdt er rekening mee. Neemt op tijd de trein, zet voldoende koffie, leest alle stukken of zorgt dat je genoeg hout in huis hebt (voor het geval je timmerman bent/een kampvuur organiseert).

En dan kunnen de dingen wel eens anders gaan.

“We zijn een uurtje later”
“Nee, doe mij maar thee.”
“Helemaal vergeten, zullen we daar volgende week op terug komen?”
“Ik ga liever naar Ikea.”/”Laten we binnen zitten.”

De wereld vergaat niet, maar daar zit je dan. Met een berg brandhout.

Wat nou als je plan is dat je verwacht dat alles anders gaat? Komt altijd uit. En dan plannen we daar wel weer omheen.

Weet jij het nog?

Geplaatst op

smileVan sommige dingen in je leven moet je regelmatig veranderen. Je tandenborstel, matras en ok, misschien ook wel eens je kapsel en je baan.

Waar ik niet van verander is mijn tandarts. Gevolg: na enige verhuizingen mijnerzijds (van huis moet je niet veranderen, maar zo gaat dat soms), zetelt mijn tandarts nog steeds in mijn geboortedorp.

Dus ik bevind mij twee keer per jaar heel braaf in zijn wachtkamer. En omdat niet iedereen van woonplaats dan wel tandarts wisselt, kom ik daar wel eens een oude bekende tegen.

In zo’n wachtkamer hangt nou niet bepaald een ‘laten we gezellig eens bijkletsen’-sfeertje. Sterker nog, iedereen gaat toch altijd een beetje vreemd fluisterpraten. Als je niet beter zou weten, denk je dat je per ongeluk in de ‘familiekamer’ van een crematorium bent beland.

Goed, deze keer zat er een oud klasgenoot in de wachtkamer. Kleuterklasgenoot wel te verstaan. Hij is een jaar jonger dan ik, dus ik heb na onze gezamenlijke kleuterloopbaan nooit met hem in dezelfde klas gezeten. Oh, en hij is de helft van een eeneiige tweeling. Waarom dat van belang is, volgt straks.

We knikken ongemakkelijk naar elkaar en nemen allebei een ‘wachtpose’ aan (hij: telefoon, ik: tijdschrift). Plots doemt een herinnering aan hem op.

Na een of andere activiteit in het gemeenschapshuis stonden we als vijfjarigen onze jassen aan te trekken. Mijn rits zal vast klem hebben gezeten, of de draad van mijn wanten zat in de knoop, maar ineens kreeg ik een keiharde klap in mijn gezicht.

Met de vlakke hand.

Pats!

Door mijn tranen heen zag ik hem staan. Hij zei niks. En ik ook niet. Mijn wang gloeide en ik rende naar buiten. Naar mijn moeder. Of ze de handafdruk op mijn gezicht heeft gezien, weet ik niet. Het enige dat ik me toen afvroeg was ‘waarom?’.

Nu was ik geen assertieve kleuter, dus ben ik niet de dag erna op hem afgestapt in de blokkenhoek om hem om een steekhoudende verklaring te vragen.

De andere wachtende wordt de behandelkamer ingeroepen.

Zou ik het hem nu nog kunnen vragen? Was er een detail dat ik me niet meer herinnerde en had ik hem voorafgaand aan die klap misschien flink geschopt?

Ik kan het me niet voorstellen (ik was echt een hele lieve kleuter…).

Misschien herinnert hij het zich helemaal niet meer. Of denkt hij: “Daar is dat mens dat mij dertig jaar geleden zomaar ineens trapte…”

De assistente stak haar hoofd om de deur om hem te roepen.

Het was zijn tweelingbroer.

Nu zal ik het nooit weten.

 

Herhaling

Geplaatst op

FriendsIk heb een ingewikkelde relatie met ‘herhaling’.

Zoals veel mensen met mij heb ik er een hekel aan als ik elke dag hetzelfde zou moeten eten. Een platgeslagen open deur, maar verandering van spijs doet eten. Zelfs ieders lievelingsgerecht heeft een beperkte herhaalfactor.

Maar.

Gedurende mijn studententijd kon ik uren achter elkaar herhalingen van de serie Friends kijken. En ook daarin was ik vast niet de enige. Zelfs nu het onnoemelijk gedateerd is, kan ik een sporadische uitzending nog steeds waarderen.

En toch.

Vertel je – na een periode onder een steen geleefd te hebben – over een nieuwtje en hebben je toehoorders dit al weken eerder èn vaker gehoord, krijg je te horen ‘oud nieuws!’.

Herhaling wekt dus soms ergernis op. Zoals de zogenoemde Herhaalverhalen (bedenk een verhaal van een ander dat je foutloos kunt playbacken en je hebt er een te pakken). Hoewel, als de persoon van het Herhaalverhaal er niet meer is, zou je er heel wat voor over hebben om dat verhaal nog een keer in de herhaling te horen.

Misschien zit het ‘m niet in de irritatie over de herhaling, maar meer in de charme van de eerste keer. Die kunnen we ons immers ook altijd als beste herinneren. De 142e keer dat je autorijdt, kun je niet meer te reproduceren. De eerste keer waarschijnlijk wel.

En dan heb je nog de herhaling vermomd als primeur.

Lief en ik gingen een tijd geleden naar een concert. De week ervoor had hij een uitgebreid ooggetuigenverslag gehoord van iemand die net naar dezelfde band was geweest. Hoewel het voor Lief de eerste keer was dat hij ze zag optreden, had hij het gevoel dat hij naar een pseudo-herhaling zat te kijken. De magie was er toch een klein beetje vanaf.

Maar tegelijkertijd is geluk het verlangen naar herhaling, volgens Milan Kundera.

Blijft toch ingewikkeld. Of herhaal ik mezelf nu?

Woordenwonder

Geplaatst op

Sylvia PlathToegegeven, ik ben een taalnerd.

Zo iemand die een niet te stoppen neiging heeft om iedere taalfout te corrigeren alvorens ze de tekst van een collega op inhoud kan lezen. In mijn mailtje zet ik er dan altijd maar even bij ‘dat ik ook meteen wat tikfoutjes heb weggehaald’.

Zo verdoezel ik meteen mijn neurotisch trekje en de ander voelt zich niet op de vingers getikt.

Lastiger wordt het als je in gesprek zit. Bij het horen van het woordje ‘enigste’ schieten mijn nekharen overeind. En floep ik er te vaak uit ‘Het is enige. Er is geen overtreffende trap van enige.’

De ander is vervolgens verward (‘waar heeft ze het over?’), geïrriteerd (‘jahaa’), onverschillig (‘nou en?’) maar zelden opgetogen (‘echt? ohja, inderdaad’). Dus zeg ik snel “…maar goed, je was de enigste op dat feestje met een stropdas. En toen?”

In gedachte zit ik op de begrafenis van De Taal en buig mijn hoofd.

Tijdens een potje Triviant werd een vriend – die doorgaans bekend stond om zijn brede algemene kennis (een logische voorwaarde om zo veel mogelijk vlaaipuntjes te verzamelen, ware het niet dat geluk ook af en toe met het spelletje mee doet) – meedogenloos ingemaakt door een wat minder onderlegde deelnemer.

“Haha! Nooit gedacht dat ik slimmer ben als jou!” lachte hij en stopte weer een vlaaipunt in zijn taart.
“Het is ‘slimmer dan jij’.” mompelde de verliezer.

Ik herkende de frustratie, niet alleen om het verloren potje Triviant. Nagels over een krijtbord zijn minder erg.

Praat je met mensen uit andere delen van Nederland, vanwege werk, studie, de liefde of een verhuizing, dan kan de taal je nog wel eens verrassen.

Maar deze keer aangenaam.

Sommige uitdrukkingen zijn regionaal. Maak je een deur open of los? Schiet je iets te binnen of valt je iets te binnen (beiden correct overigens)?

Het nadeel is dat als je er op gaat letten, je ook niets anders meer kunt horen.

Graag gedaan!

Foolproof

Geplaatst op

coffee

Plaats delict: een willekeurig kantoor. Inclusief koffiehoek. Boven de vuilnisemmer hangt een A4-tje. Met de volgende (getypte) tekst: ‘hoe gooien we ons lege koffiebekertje weg?’ Daaronder volgde het stappenplan: ‘gooi het bekertje eerst leeg in de gootsteen en deponeer het daarna in de speciaal daarvoor bestemde vuilnisemmer met gaten’.

Nu wil ik het nog niet hebben over het feit dat iemand dit dus op zijn of haar PC heeft getypt (lettergrootte 48), uitgeprint en zorgvuldig met plakband op de muur boven de vuilnisemmer heeft opgehangen.

Op de vaatwasser hangt een ander velletje: ‘haal eerst het plastic roerstaafje uit je koffiekopje alvorens je het in de vaatwasser zet!!!’

De drie uitroeptekens doen al het een en ander vermoeden. Ik denk dat de schrijver voor de zoveelste keer een verbogen roerstaafje uit het onthardingszoutreservoir heeft liggen (!) peuteren en het toen zat was. Lettergrootte 52, alles vetgedrukt!!!

Degene die me dit vertelde vroeg zich hardop af: “Werken hier idioten? Worden we als idioten beschouwd? Of worden we zo tot idioten gemaakt?”

Terechte vragen, toegegeven.

Zeker op een maandagmorgen in de koffiehoek.

Maar ik moet toch meer denken aan de oorzaak van dit soort briefjes. Wie gooit er nu een halfvol bekertje in de afvalbak? Of stopt een plastic roerstaafje in de vaatwasser?

Dus misschien was het aantal idioten al onhoudbaar hoog, waardoor die briefjes noodzakelijk werden.

Probleem is dat het gehalte idiotie nooit overal gelijk verdeeld is. Gelukkig maar, anders hadden we overal vastgelopen vaatwassers.

Vraag blijft: lost het iets op? Denkt degene die normaal argeloos een halfvol kopje koude koffie in de afvalbak gooit nu ineens: “Leeggooien? Oh ja. Daar had ik nog niet aan gedacht!”

En zal dus op termijn het briefje overbodig zijn? Zodat het bij het oud papier belandt. En er misschien een nieuw briefje opgehangen wordt: “Oud papier graag niet tot een prop vormen, maar plat in de oud papierdoos deponeren.”

Wat was er eerder? De idioot of het briefje? Een ding is zeker: zolang er idioten zijn, zullen er briefjes met enorme letters blijven bestaan!!!

Ik stond erbij…

Geplaatst op

pink typewriter

Situatie:

Vrouw zit achter laptop.

Pats!

Internetverbinding verbroken.

Gesmoord gevloek (want: laatste wijzigingen niet opgeslagen, stom) en wanhopig geklik op ‘Verbinding herstellen’.

Geen resultaat.

Dus wordt schoorvoetend vriendlief erbij gehaald. Die gaat zuchtend (want: druk bezig met Iets Belangrijks) aan de slag met internettoegang.

“Even opnieuw opstarten.” is de diagnose en hij haalt rustig een kopje koffie.

Ondertussen ergert zij zich mateloos aan alles dat ook maar een beetje met techniek te maken heeft. Zelfs aan het koffiezetapparaat dat zo lekker naïef en nietsvermoedend pruttelt.

Na het opstarten van de laptop blijft het digitaal gezien akelig stil.

“Hm. Vreemd.”

Ik (ok, toegegeven, een van de hoofdpersonen van deze situatie ben ik zelf) kijk over zijn schouder mee en verberg mijn ongeduld dat nu al onredelijke proporties aanneemt. Had ik al gezegd dat ik me erger aan alles dat ook maar een beetje met techniek te maken heeft?

Nu komt een vriend die op bezoek is erbij staan.

Er worden woorden uitgewisseld waarvan ik wel vaak gehoord heb, maar de exacte betekenis mij al jarenlang ontgaat.

“De router even rebooten.” “Ja, of gewoon de link extender opnieuw installeren.” De twee buigen zich over het pièce de résistance. Voor mij op dat moment de bron van ellende.

Maar dan gebeurt er iets vreemds. Of misschien ook heel logisch: ik verlies interesse. En besluit ondertussen maar even een stapel papieren op te ruimen. Terwijl de twee mannen doorgaan in hun geheimtaal.

[Flashback: een stuk speelgoed werkt niet helemaal mee (denk: been uit pop of Dr. Bibber heeft zijn laatste rilling uitgeblazen). Mijn ouders gaan er druk mee aan de slag. Wat begint als helpen, eindigt in mijn vader die gereedschap erbij haalt. Halverwege hun gepuzzel verliest mijn vijfjarige ik ook haar interesse. En gaat ze schommelen/tekenen/hinkelen.]

“Ik hoor het wel als het gelukt is!” probeer ik nog. Maar de twee horen me al niet meer. Ze gaan helemaal op in hun digitale hot potato. 

Via de krant, een glaasje fris en een wandelingetje door de tuin vergeet ik mijn ergernis.

Even later vind ik de twee weer op hun organieke plek. Mijn laptop staat nog aan, braaf verbonden met het internet. Er omheen lege kopjes koffie, een gebruiksaanwijzing en wat gekriebel op een reep papier. Een code, kennelijk nodig om het internet weer tot leven te wekken.

Zelfvoldaan glimlacht Lief naar me. Terwijl ik besjes aan het verzamelen was, heeft hij immers het vuur uitgevonden…

Of: sommige problemen lossen zich – soort van – vanzelf op.

Van die mensen die…

Geplaatst op

three grumpy owls - Maja Lindberg…op een mailtje aan vijftig mensen met een ‘naar allen’ reageren. En dan liefst met zoiets onzinnigs als “Nee, die heb ik niet gevonden. Sorry!” (als het bijvoorbeeld een verloren handschoen in de garderobe betreft).

Hoeft niet, zorgt voor onnodige brievenbusvervuiling en het wekt ook nog eens de irritatie van een enkeling.

“Van die mensen die…”

Wie zijn toch die mensen?

Er is een twitter-account dat zo heet. Elke dag om 11.00 kwetteren zij over “van die mensen die…”. Meestal herken ik het wel. Ken ik die mensen ook. En erger ik me lekker mee.

“Van die mensen die…altijd ‘Bingo!’ roepen als er eens een paar nummers op rij worden opgenoemd.”

Af en toe herken ik het te veel. Ben ik zelf een van die mensen die.

Hoewel het misschien fijn is om bij een groep te horen, mensen blijven kuddedieren, wil je eigenlijk niet bij zo’n groep horen.

De groep waar ik bijvoorbeeld bij hoor: “van die mensen die lege pakken melk terugzetten in de koelkast” (of een kuipje smeerkaas) (vanochtend nog).

Niet iets om je diep voor te schamen. Hooguit iets waar je huisgenoot zich een beetje aan kan storen.

Maar het leidt ook wel weer tot de conclusie dat je dus tot een groepje behoort, waar vele anderen (toch zeker 2000 van de 3000-nog-wat volgers) om 11.02 bij denken: “Ja, inderdaad. Zoooo irritant!”

En dat weet je dan zelf ook wel.

Maar je voelt je toch betrapt.